Zelf als Context in Acceptance & Commitment Therapie

De blog die je nu leest over het Zelf als Context in ACT-therapie is onderdeel van een serie blogs. Deze serie is bedoeld om jou als therapeut/hulpverlener te helpen bij het onder de knie krijgen van de verschillende ACT-vaardigheden. In deze serie bespreken we:

De blogs volgen hetzelfde format als mijn boek Fundamentele vaardigheden in gesprekstherapie (Bloothoofd, 2021) waarbij een thema wordt geïntroduceerd gevolgd door ‘praktijksituaties’ om mee te oefenen. Deze blogs kunnen, net als de eerdere blogs over CGT, worden gezien als een extensie van het boek. Na het lezen van deze blogs en het doen van de oefeningen zal je het theoretische kader rondom ACT beter begrijpen en je je meer bedreven voelen in het toepassen van de verschillende ACT-vaardigheden.

Illustraties door Zowie van den Goorbergh




 Acceptatie en commitment therapie (ACT) is een relatief nieuwe vorm van gedragstherapie met als algemeen doel om de veerkracht van de patiënt te vergroten. De grondlegger, Steven Hayes, noemt deze veerkracht ook wel ‘psychologische flexibiliteit’ (Hayes, 1999) en gaat over het flexibel kunnen reageren op de veranderingen in de omgeving. ACT is een behandeling die zich daardoor niet direct richt op het verminderen van klachten. De filosofie achter deze vorm van therapie is dat pijn en lijden bij het leven horen en dat men dit het beste kan leren accepteren en streven naar een waarde(n)vol leven, in plaats van zich er tegen te verzetten. Om dit te leren wordt binnen ACT gewerkt aan een aantal vaardigheden, waar deze blogs over gaan.

Uit onderzoek blijkt dat ACT effectief is gebleken bij de meest voorkomende klachten, zoals angst, depressie, dwangklachten, gegeneraliseerde angststoornis, schizofrenie, borderline persoonlijkheidsstoornis, chronische pijn, en drugsgebruik (o.a. APA, 2010). Omdat het gaat over het veranderen van iemands levenshouding kan de therapie het algemene welzijn vergroten, en blijkt het dus ook zinvol te zijn voor mensen die niet direct klachten hebben. Sterker nog, het wordt aangeraden om als therapeut zelf ACT te ‘ademen’ (Harris, 2010).

De zes pijlers in de ACT Hexaflex

De hexaflex binnen de ACT heeft zes pijlers/vaardigheden die door de patiënt ontwikkeld kunnen worden om meer veerkrachtig in het leven te staan. Het doel van een ACT-behandeling is niet om klachten te verminderen, maar om de relatie tot de klachten te veranderen. Eerder zijn de pijlers Acceptatie, Defusie en Contact met het hier-en-nu besproken. Deze blog gaat over de pijler Zelf-als-context (wat verder het ‘Observerend zelf’ zal worden genoemd). Alle pijlers zijn met elkaar verbonden (zie de inleiding tot ACT voor de pijlers met elkaar in verbinding staan).

De vorige blog over Contact met het hier-en-nu (mindfulness) ging over de patiënt helpen de vaardigheid te ontwikkelen om in het contact met het huidige moment te kunnen blijven zonder af te dwalen naar de toekomst, het verleden, of naar een alternatief-nu (‘wat had kunnen zijn’). In deze blog staan we stil bij wat het betekent om vanuit het nu naar jezelf te kijken en wat je ‘zelf’ eigenlijk is.

Inleiding

Het ontwikkelen van een observerend zelf is misschien wel het meest ambitieuze ‘doel’ van de ACT-behandeling – in ieder geval het moeilijkst voor veel mensen om te begrijpen en te bereiken. Het observerend zelf is wat Harris ‘puur bewustzijn’ noemt (2010, p. 207) en hij schrijft hierover het volgende: “Het is geen gedachte of gevoel, maar een ‘gezichtspunt’ van waaruit we gedachten en gevoelens kunnen observeren, een ‘ruimte’ waarin die gedachten en gevoelens kunnen bewegen.” Het is een opmerken dat we opmerken, een bewustwording van ons bewustzijn. Het doel is om “een ruimte aan te wijzen waarin gedachten en gevoelens geen controle hebben over daden” (Harris, 2010, p. 207). Tegelijkertijd merkt hij op dat er voor het observerend zelf eigenlijk geen woorden bestaan: elke beschrijving ervan conceptualiseert het en maakt het daardoor tot ‘een ding dat beschreven kan worden’, in plaats van een ‘ervaring van zijn’.

Prachtige, bijna poëtische woorden, maar wat betekent het precies? Hopelijk biedt deze blog een antwoord op deze vraag door er toch een beschrijving aan te geven.

Terug naar het hier-en-nu

In de vorige blog over Contact met het huidige moment ging het over aanwezig kunnen zijn in het moment. Deze blog gaat over het stimuleren van een observerend zelf, dat nagenoeg een verlengstuk is van mindful zijn. Een manier om meer ‘ruimte’ te creëren tussen dat wat ons overkomt (de stimulus, de pijn in het leven) en hoe we hier op reageren (ons automatisme, ons lijden). Dit mindful kunnen zijn en op onze huidige ervaring kunnen reflecteren sluit aan bij bevindingen uit gehechtheidsonderzoek (onderzoeken gericht op de manier waarop het jonge kind zicht hecht aan zijn of haar ouders). Hieruit blijkt namelijk dat een cruciaal onderscheid tussen veilige en onveilige hechting de mogelijkheid tot reflectief functioneren en metacognitie (denken over denken) is bij het kind.

Veel therapeuten zijn bekend met het effect van vroege hechting op de ontwikkeling van iemands ‘persona’: de uiterlijke gedragingen in het contact met andere mensen en de omgang met de eigen emoties. De ervaringen in de vroege jeugd met (vaak) de ouders is bepalend voor hoe de persona zich ontwikkelt. Wil je hier meer over weten dan kan ik je het boek Gehechtheid in psychotherapie (David Wallin) van harte aanbevelen. Hij beschrijft hierin dat veilige gehechtheid duidelijk samen hangt met een reflectieve houding ten opzichte van de eigen innerlijke ervaring. Daarmee kunnen we namelijk uit de onmiddellijke werkelijkheid van onze beleving stappen en reageren vanuit hoe we ons werkelijk voelen (vanuit onze mental state). Kortom, we leren ‘mentaliseren’ (Fonagy, 1991b).

´Met een grotere vrijheid om te mentaliseren is er minder kans dat we onontkoombaar op sleeptouw worden genomen door emotionele reflexen die in de loop van onze allereerste relaties zijn vastgelegd.’ (Wallin, 2013, p. 4) Wat dit betekent is dat de manier waarop je je aan je ouders hecht tot automatische emotionele reacties leidt (bijvoorbeeld dramatisch en overdreven je emoties laten zien of net doen alsof het je niks doet). Mentaliseren, de bewustwording over onze eigen gedachten en emoties, maakt dat we niet vanuit automatisme reageren in bepaalde situaties, maar dat we eerst stil staan met wat het nu werkelijk met ons doet en waar we eigenlijk behoefte aan hebben. Dit zorgt namelijk voor meer ‘bewegingsruimte’ tussen de trigger en onze respons, en dus meer vrijheid in ons handelen. Dit allemaal sluit nog aan bij de pijler Contact met het huidige moment (mindfulness) uit de vorige blog.

Uit gehechtheidsonderzoek blijkt bovendien dat de reflectieve houding tegenover de eigen ervaringswereld totaal anders is dan de houding die wordt aangetroffen bij onveilig gehechte individuen, die de invloed van hun innerlijke ervaringen doorgaans proberen te minimaliseren of erdoor worden overspoeld. In de woorden van Wallin (2013, p.4-5): ‘Naarmate we beter in staat zijn een reflectieve houding te mobiliseren, zullen we in de regel des te weerbaarder zijn en des te beter in staat zijn om veilig gehechte kinderen groot te brengen.’

Kortom, door ons te richten op het ontwikkelen van een reflectieve houding (mindfulness) bij de patiënt kan hij de belangrijkste vaardigheden leren die iemand bezit die veilig gehecht is – en zal hij daardoor psychologisch weerbaarder worden. En mocht je dit lezen en kinderen hebben: het vermogen om een reflectief te ontwikkelen maakt dat kinderen hun affecten beter kunnen reguleren, ervaringen beter te kunnen integreren, en een steviger, coherent zelfgevoel te ervaren (Wallin, 2013). Je kan er niet vroeg genoeg mee beginnen!

Van externe werkelijkheid naar een observerend zelf

Terug naar het observerend zelf: er is weliswaar een verschil tussen mindful (in het moment) zijn en de pijler Observerend zelf, maar het is een glijdende schaal en het is niet goed afgebakend. Zoals eerder geschreven hangen veel pijlers met elkaar samen, hoewel contact met het hier-en-nu en het observerend zelf theoretisch misschien nog wel het meest op elkaar lijken. Om toch een onderscheid te kunnen maken wil ik (opnieuw) refereren naar uitleg van Wallin (2013). Hij schrijft over vier concentrische cirkels:

  1. De buitenste cirkel staat voor de externe werkelijkheid – dat wat er gebeurt, wat jou overkomt en de mensen met wie je in contact staat.
  2. De tweede cirkel staat voor de representationele wereld – mentale modellen die verwachtingen over de toekomst scheppen op basis van wat we hebben meegemaakt. De ‘automatismen’ waar ik eerder over schreef.
  3. De derde cirkel staat voor het reflectieve zelf – de mogelijkheid om bewust te reflecteren over de betekenis van alles wat we ervaren, om te kunnen mentaliseren, wat leidt tot innerlijke vrijheid.
  4. De binnenste cirkel staat voor het observerend zelf – het is het antwoord op de vraag: ‘wie (of wat) reflecteert op zichzelf?’, waarover Wallin (2013, blz. 6) schrijft: ‘Niemand. Dit ongrijpbare inzicht, dat precies klopt met een fundamenteel leerstuk van de boeddhistische psychologie, weerspiegelt de paradox dat het ‘observerend zelf’ tegelijkertijd een solide zelf en helemaal geen (persoonlijk) zelf kan zijn, maar louter bewustheid.’

Wallin (2013) 4 cirkels

En zo komen we terug op de definitie van Harris: het observerend zelf refereert naar ‘puur bewustzijn’. Het is de Hub in de wheel of awareness uit de blog over Defusie. Waar metacognitie staat voor ‘denken over denken’, staat het observerend zelf voor ‘bewustzijn over bewustzijn’. Een bijna ongrijpbaar begrip: bewustzijn over bewustzijn. Hoe gaan we onze patiënten dit leren?

Het observerend zelf uitleggen aan de patiënt

Nu we een beter begrip hebben van wat het observerend zelf inhoudt kan je proberen om dit uit te leggen aan de patiënt. Als je aan de patiënt vraagt om iets op te merken (bijvoorbeeld de kleur van de stoel waarop hij zit of de vuisten die hij maakt terwijl hij vertelt dat hij boos is) dan ga je er vanuit dat er een perspectief is van waaruit wordt opgemerkt. Je kan uitleggen dat alles in het leven altijd verandert, alles is altijd in beweging – panta rhei, je kan niet twee keer in dezelfde rivier stappen. Al het waarneembare stroomt voortdurend (Aristoteles, Metafysica). Je lichaam verandert elk moment, net als de omgeving om je heen, je gedachten, je gevoelens, andere mensen, alles in het hele universum is continu in beweging. Het enige dat niet verandert is ‘dat wat opmerkt’ – het vermogen om waar te nemen. De inhoud van wat je opmerkt verandert, maar het vermogen om te kunnen opmerken niet, dat blijft je hele leven lang hetzelfde. Dat is je observerend zelf.

Drie vormen van zelfbesef

Om het theoretische hek te sluiten over het observerend zelf worden hieronder drie verschillende vormen van ‘het zelf’ beschreven – in praktische zin helpt deze informatie je niet per se verder, maar je kan het zien als een referentiepunt als je besluit je meer te verdiepen in de ACT.

De ACT richt zich op drie vormen van hoe je naar ‘het zelf’ kan kijken (Harris, 2010):

  • Zelf-als-beschrijving – alle overtuigingen, gedachten, oordelen, beelden, herinneringen die iemand heeft over zichzelf, een zelfomschrijving. Alles wat begint met ‘ik ben…’. Het zelf wordt dan gezien als een concept, als iets wat er is en kan worden beschreven. Het wordt daarom ook wel het ‘geconceptualiseerde zelf’ (Harris, 2010) of het ‘descriptieve zelf’ (Jansen & Batink, 2014) genoemd.
  • Zelf-als-bewustzijn – dit gaat over het proces dat opmerkt en dat contact maakt met het huidige moment. Alternatieve beschrijvingen binnen de ACT zijn ‘zelf-als-proces’ of ‘het bewuste zelf’. De beste beschrijving is wellicht ‘zelfbewustzijn’. Dit is een bewustzijn over de verbale overtuigingen die mensen over zichzelf hebben (Törneke, 2010) en heeft een overlap met mindfulness. Je kan het zien als een volgende laag. Er is wat meer afstand tussen de gedachten over onszelf en het bewustzijn hierover.
  • Zelf-als-context – dit wordt gezien als de ruimte van waaruit wordt opgemerkt, het perspectief, het observerend zelf. Het ‘ik’ dat opmerkt wat er op een gegeven moment wordt opgemerkt. Binnen het boeddhisme gaat het hier over onthechting en transcedente meditatie. Het is Wallin’s binnenste cirkel (zie hierboven).

Ook hier geldt: het zijn geen afgebakende vormen van bewustzijn, maar theoretische constructen die in de praktijk continu door elkaar heen lopen en elkaar de hele dag door afwisselen. Belangrijk is dat mensen flexibel kunnen worden om hiertussen te kunnen afwisselen zodat ze het vermogen ontwikkelen om verschillende perspectieven in te kunnen nemen. Zo vergroten ze hun psychologische flexibiliteit. Het uiteindelijke doel is om de defusie continu te blijven versterken door vanuit een ander perspectief met kalmte te kijken naar wat er gebeurt binnen en buiten jezelf. In het Observerende zelf zitten en blijven zitten kan leiden tot een mystieke ervaring waarbij je je één kan voelen met anderen en waarbij er geen individueel zelf meer is. Deze ‘maximale defusie’ kan uiteindelijk leiden dus tot ‘identiteitsdefusie’ (Batink & Jansen, 2014). Hoewel dit niet een doel is binnen ACT zou dat wel een gevolg kunnen zijn van de constante beoefening van het contact maken met het Observerende Zelf. Als ACT kan worden gezien als een manier van in het leven staan dan kan je je indenken dat je middels jarenlange meditatie kan komen tot een vorm van identiteitsfusie.

Metaforen

Omdat het concept van een observerend zelf, of puur bewustzijn, zo lastig is om te beschrijven wordt binnen de ACT (net als binnen de boeddhistische leer) gebruik gemaakt van metaforen en verhalen om duidelijkheid te verschaffen. Hieronder volgen enkele metaforen die je kan vertellen aan de patiënt, zodat hij kan begrijpen wat het betekent om jezelf en alles wat in je omgaat te observeren.

De bodem van de oceaan

Stel je een storm voor die op zee woedt. De storm staat voor de dagelijkse gang van zaken met al z’n beslommeringen en ‘bewegingen’. Stel je vervolgens voor dat je op de bodem van de oceaan bent, waar het rustig, stil en kalm is. Het is hier veilig, een ‘binnenplek’ waar je altijd naar toe kan, hoe groot de pijn (de storm op zee) ook is. Het is het perspectief dat maakt dat je met rust naar de storm van het dagelijks leven kan kijken.

De hemel

Probeer gedachten en gevoelens te zien als het weer dat continu in verandering is en de hemel waarbinnen dit allemaal plaatsvindt. Hoe heftig het weer ook is, er is altijd een hemel waarbinnen dit plaatsvindt. Het observerend zelf is een veilige ruimte waarbinnen alles plaatsvindt, een perspectief van waaruit alles te zien is dat zich afspeelt.

Het perron

Stel je een perron voor met oneindige rails langs de hele wereld. Over de rails komen treinen langs het perron. Sommige ervan stoppen en blijven even staan, andere razen voorbij. Er komen treinen uit mooie bestemmingen en er komen treinen uit verschrikkelijke bestemmingen. De passagiers kunnen blij zijn, of boos, of verdrietig, of gestrest, of neutraal. De ene keer is het rustig op het perron, op andere momenten druk. Soms is het perron sterk verwarmd door zonnestralen, op andere momenten ligt het bedekt onder een laag sneeuw. Soms is het mooi opgeruimd, op andere momenten ligt er afval op het perron. Verandert hierdoor het perron zelf? Is het een ander perron als het vies is, als er feestende passagiers zijn, als er sneeuw ligt, of als er niemand is? Nee, het perron blijft hetzelfde: het is de plek waarop alles gebeurt. Het observerend zelf is het perron, waarbij alles wat er op het perron gebeurt synoniem is voor de herinneringen, gedachten, emoties, sensaties en ervaringen van jou. Het perron verandert niet door wat er gebeurt op het perron. Het perron blijft het perron. Jij blijft jij.

Het schaakbord

Als je online werkt, samen iets wilt kijken of als je iets doorstuurt naar de patiënt dan kan je deze metafoor nog overwegen:.

Mindfulness oefeningen

We kunnen het observerend vermogen verbeteren door middel van mindfulness oefeningen. Zij kunnen als verlengstuk dienen om van ‘mindful/reflectief’ naar ‘puur bewustzijn’ te gaan, omdat elke poging tot mindfulness het bewustzijn over het bewustzijn vergroot.

Een mogelijke mindfulness oefening gericht op het vergroten van het observerend zelf (neem de nodige pauzes tussen de zinnen door als je besluit om deze oefening met een patiënt te doen):

“Merk je eigen bewustzijn op. Merk op dat je bewust bent. Luister de aankomende minuut naar wat je geest zegt. En als je gedachten stoppen, blijf dan gewoon luisteren tot ze weer beginnen. En zie dan wat er is: een deel van je geest praat, en een deel van je geest luistert. Merk nu je ademhaling op. Je bent niet je ademhaling. Je bent meer dan je ademhaling. En zie dan dat er ook nu een deel van je geest opmerkt. Je ademhaling verandert continu, maar datgene wat opmerkt blijft hetzelfde. Merk op dat je opmerkt.”

Lees het blog over Contact met het huidige moment nog verdere suggesties omtrent mindfulness oefeningen. Je kan ook overwegen om een mindfulness oefening op internet te vinden en deze (samen met de patiënt) te doen. De oefeningen op www.mindfulnessbijautisme.nl vind ik persoonlijk prettige oefeningen bevatten.

Wie ben ik?

Een centrale vraag in therapie waar veel mensen (onderliggend) een antwoord op willen is de vraag ‘wie ben ik?’. Het gaat dan veelal om identiteit: wie is iemand als persoon? Het is een vraag die vaak beantwoord wordt met een antwoord dat begint met ‘ik ben’. We hebben echter gelezen dat alles continu verandert en ‘wie iemand is’ verandert dus ook continu. Misschien herken je bij jezelf wel dat je anders ‘bent’ bij je partner dan bij je ouders, vrienden of collega’s. Je neemt een andere rol aan. Maar ook verander je door de tijd heen: je bent niet meer dezelfde persoon als vijf jaar geleden en, je kan het je niet voorstellen, maar over vijf jaar ben je een ander persoon dan nu. En dat komt omdat je je continu aanpast aan je steeds veranderende omgeving.

Om te ervaren hoe makkelijk het is om te fuseren met je zelfbeeld kan je de volgende opdracht doen (of aan de patiënt voorstellen om te doen):

Schrijf zoveel mogelijk positieve en negatieve dingen op over jezelf en begin alle zinnen met ‘ik ben’.

Je zal dingen opschrijven als ‘Ik ben introvert’, ‘Ik ben een man’, ‘Ik ben geboren in Alkmaar’, ‘Ik ben eerlijk’, ‘Ik ben iemand die altijd op tijd komt’, ‘Ik ben een waardeloze partner’ of ‘Ik ben een sukkel’. Wanneer je dit hebt gedaan, streep dan alles door behalve ‘ik ben’. Dit kan leiden tot het besef dat geen enkele beschrijving recht doet aan wie je werkelijk bent.

Elke beschrijving van jezelf is het verhaal over jezelf en hoe je jezelf ziet of zou moeten zien van jezelf. Maar elke beschrijving doet te kort aan wie je werkelijk bent: je bent niet met woorden te beschrijven. Het enige wat er toe doet is ‘ik ben’. Het vasthouden aan een beschrijving van wie je bent maakt rigide en is nooit volledig en compleet, of je nu jezelf beschrijft, iemand anders, de tafel, of de werkelijkheid. Het geldt overigens ook voor DSM-labels en classificaties: ze beschrijven niet afdoende wat er werkelijk aan de hand is of wie iemand nou eigenlijk is. Woorden schieten altijd tekort.

Het wordt problematisch wanneer we ons gaan identificeren met onze beschrijving van ons zelf (de ‘zelf-als-beschrijving’ die ik beschreef onder ‘Drie vormen van zelfbesef’), omdat geen enkel concept dat we beschrijven goed gedefinieerd kan worden. Kijk maar eens naar ‘ik ben eerlijk’: wat is eerlijkheid precies? Je hebt daar weer meer woorden voor nodig die ook uitleg behoeven, bijvoorbeeld: ‘eerlijkheid is dat je altijd de waarheid spreekt’. Maar dan moet je waarheid weer definiëren: iets wat in overeenstemming is met de werkelijkheid. En wat is de werkelijkheid dan? Etc. De gesprekken van Socrates met de mensen op het marktplein, waarover Plato schrijft, gaan precies hierover. Bovendien, als je zegt ‘ik ben eerlijk’, is dat dan in elke context zo? Of zijn er ook situaties waarin je niet eerlijk bent? Hetzelfde geldt voor een DSM-label: ‘ik heb een depressie’ of ‘ik ben een ADHD’er’. Maar wat zegt dat precies? Je zal dan een aantal criteria moeten benoemen (zoals ‘neerslachtig voelen’ of ‘onrust in mijn hoofd’) die ook weer verder beschreven moeten worden met termen die multi-interpretabel en onvolledig zijn. En is het in elke situatie zo?

Kortom, elke beschrijving van jezelf (of de realiteit) verwordt tot een abstract concept dat niets zegt over wat ‘echt’ is. Wat ‘echt’ is, is de ervaring zelf, het ‘zijn’, de ‘ik ben’. Denk aan de beleving die je had toen je de metaforen las, of wanneer je kijkt naar kunst, of wanneer je een déjà vu hebt. Het is niet met woorden te beschrijven, omdat het een ervaring is. Dat geldt ook voor het observerend zelf.

Psychologische flexibiliteit

Door in te zien dat woorden (die je gebruikt om jezelf/anderen/de realiteit mee te beschrijven) altijd onvolledig zijn en subjectieve, continu veranderende begrippen zijn om iets te beschrijven dat de hele tijd in beweging is, vergroot je de flexibiliteit om naar dingen te kijken. Het relativeert, maakt nietig, en zet in perspectief. Het versterkt flexibel denken en dit kan je versterken door te mediteren.

Als je je beseft dat ‘ik ben depressief’ een subjectief begrip is dat afhankelijk is van de context en met wie je (niet) samen bent, dan kan je met meer afstand kijken naar wat er werkelijk op dit moment in het hier-en-nu gaande is. Dit wil niet zeggen dat de depressie minder ernstig is (er kunnen nog steeds suïcidale gedachten en neigingen aanwezig zijn), maar het vergroot het besef van de tijdelijkheid ervan. Het zijn gedachten en neigingen die komen en gaan. Het belangrijkste is dat patiënten kunnen herkennen dat er een perspectief komt (de bodem van de oceaan, de hemel, het perron) van waaruit hij naar zichzelf, zijn gedachten, zijn gevoelens, zijn klachten kan kijken en dat hij kan zien dat dit dingen zijn die weer voorbij gaan en niet iets zeggen over wie hij werkelijk is.

Zelfacceptatie en zelfcompassie

Door herhaaldelijk contact proberen te maken met je observerend zelf en te defuseren van de positieve en negatieve oordelen die je hebt over jezelf ontstaat van nature zelfacceptatie. Het is een logisch gevolg van de ontwikkeling van het observerend zelf – naarmate je je eigen oordelen over jezelf kan loslaten ontstaat meer compassie voor het ‘zelf’ en de verschillende perspectieven die je kan innemen. Zelfacceptatie ontstaat niet door jezelf te overtuigen van hoe goed, lief of leuk je bent. Het ontstaat door je los te koppelen van alle ideeën die je hebt over jezelf en meer flexibel naar jezelf en naar gebeurtenissen/anderen te kunnen kijken.

Vasthouden aan beschrijvingen over jezelf kan maken dat iemand somber raakt omdat hij niet kan voldoen aan het beeld wat hij heeft van zichzelf. Of angstig wordt, omdat hij niet reageert zoals hij vindt dat hij zou moeten doen van zichzelf. Of het nu gaat om ‘ik ben goed genoeg’ of ‘ik ben slecht’ – beide beschrijvingen doen geen recht aan de volledigheid van wie iemand is. Het is veel genuanceerder dan dat en ook nog eens altijd in beweging, altijd in verandering. Bovendien, ‘wie ik ben’ (als beschrijving) verandert van context naar context. Hoe meer iemand alle beschrijvingen die hij van zichzelf heeft kan loslaten, hoe meer flexibiliteit en vrijheid er is binnen het denken, en hoe meer acceptatie er is voor wie hij werkelijk is. Er komt compassie voor wie hij is en er komt compassie voor dezelfde worstelingen die andere mensen doormaken. Om deze paragraaf op een idealistische manier af te ronden: de wereld wordt een betere plek als mensen meer zelfcompassie kunnen ontwikkelen.

Deze vorm van zelfcompassie creëren is een centraal element in de therapievorm Compassion Focussed Therapy (CFT) van Gilbert (2005). De focus hierbinnen ligt op het ontwikkelen van compassie voor jezelf door meer mindful te worden middels o.a. meditatieoefeningen. Ook deze vorm van therapie valt binnen de derde generatie gedragstherapie waar ACT toe behoort.

Een kritische noot over zelfcompassie

Er is veel bekend over het effect van positieve waardering van anderen op de ontwikkeling van het zelfbeeld, niet het minst vanuit gehechtheidsonderzoek. Een positief zelfbeeld en het vermogen tot zelfreflectie zorgt voor meer psychologische flexibiliteit en een positieve kijk op het leven. Door met meer afstand naar je (emotionele) binnenwereld en de (gebeurtenissen in de) buitenwereld te kijken ontstaat automatisch meer vrijheid in je handelen en meer compassie voor jezelf en anderen – dat lijkt een gegeven te zijn en automatisch te verlopen. Kijk maar naar de vele monniken die jarenlang dag in, dag uit mediteren: ze worden vanzelf meer compassievolle mensen.

Maar het werkt niet de andere kant op. Het helpt niet om simpelweg specifieke oefeningen te doen om meer zelfcompassie te ontwikkelen – zoals minder streng zijn voor jezelf, jezelf trakteren, jezelf vergeven, of iets doen dat puur leuk is in plaats van nuttig. Dit zijn weliswaar suggesties uit Time to ACT! van Batink & Jansen, maar ze kunnen onbedoeld leiden tot een soort zelf-als-beschrijving: ‘ik ben iemand met zelfcompassie, want ik doe dit en dat’. Echter, zelfcompassie ‘doe’ je niet – het is iets wat vanzelf groeit naarmate het je lukt om meer afstand te nemen van alle oordelen die je hebt over jezelf, over anderen, en over de wereld. Zelfcompassie is dus niet iets wat groeit omdat je het doet. Wat je ‘doet’ is mediteren/zelfreflectie, wat dan automatisch groeit is zelfcompassie.

Wat je wel ‘doet’ op basis van wat je belangrijk vindt in je leven beschrijf ik in de laatste twee blogs: Waarden en Waardengericht handelen.

Bronnen

  • Batink, T. & Jansen, G. (2014). Time to ACT! Thema.
  • Fonagy, P., Steele, M., Steel, H., Moran, G.S., & Higgitt, A.C., 1991b, The capacity for understanding mental states: The reflective self in paren tand child and its significance for security of attachment. Infant Mental Health Journal, 12, 201-218.
  • Harris, R. (2010). Acceptatie en commitment therapie in de praktijk. Hogrefe.
  • Harris, R. (2020). ACT in de praktijk. Hogrefe.
  • Törneke, N. (2010). Learning RFT: An introduction to relational frame theory and its clinical application. New Harbinger.
  • Wallin, D. (2013). Gehechtheid in psychotherapie. Nieuwezijds.

Praktijksituaties oefenen

Praktijksituatie 1
Vraag: Het observerend zelf is een lastig begrip om te begrijpen en uit te leggen. Kan je beschrijven hoe dit in de therapie van toepassing zou kunnen zijn? Waarom zou je hier überhaubt over beginnen met een patiënt?

Antwoord

Patiënten, met name degenen die onveilig gehecht zijn, kennen vooral een ‘blik naar buiten’ toe gericht. Elke vorm van mindfulness en verdieping hierop (observerend zelf) kan helpen de ‘blik naar binnen’ te keren. Zo kunnen patiënten meer flexibel leren kijken naar zichzelf en dat wat hen overkomt, zodat hun vrijheid van handelen wordt vergroot.

Praktijksituatie 2
Bedenk zelf een metafoor/verhaal waarmee je uitlegt wat het observerend zelf inhoudt.

Antwoord

Een andere veelgebruikte metafoor is de ‘passagiers op de bus’-metafoor

Praktijksituatie 3
Vraag: wanneer een patiënt zegt ‘ik ga geen mindfulness oefeningen doen. Ik ben nou eenmaal niet iemand die daar voor open staat’, kan je dan de ‘zelf-als-beschrijving’ herkennen? Hoe zou je kunnen interveniëren?

Antwoord

De patiënt beschrijft zichzelf als iemand die niet open staat voor mindfulness oefeningen. Je ziet daarin een bepaalde rigiditeit terug – al hoeft dat natuurlijk niet tot problemen te leiden. Als de rigiditeit (geen nieuwe dingen willen uitproberen) een patroon is waardoor hij vastloopt, dan is het zinvol om hier aandacht aan te besteden vanuit het kader van een observerend zelf. Kan hij zien dat de beschrijving van zichzelf hem rigide maakt? Kan hij bij wijze van experiment het toch proberen, om zijn flexibiliteit te vergroten?

Praktijksituatie 4
Michelle vertelt je dat ze ‘echt zo dom’ is dat ze haar rijbewijs voor de derde keer niet heeft gehaald. Kortom, haar verstand reageert met behoorlijk wat zelfkritiek als iets haar niet lukt. Hoe kan je proberen haar observerend zelf te vergroten op basis van wat je hebt gelezen?

Antwoord

Kijk of het lukt om te zien hoe ze met zichzelf omgaat – heeft ze door dat ze zo negatief praat als iets haar niet lukt (vergroten van zelfbewustzijn)? Kan ze zien dat dit haar pijn doet en een slecht gevoel geeft (het gevolg van de zelfkritiek)? Kan ze proberen om met meer afstand te kijken naar de situatie, zonder hierover te oordelen (defusie)? Hoe zou ze reageren als haar beste vriendin opnieuw niet zou slagen voor haar rijbewijs (psychologische flexibiliteit vergroten)?

Praktijksituatie 5
Vraag: veel patiënten starten therapie om de vraag ‘wie ben ik?’ te beantwoorden. Hoe zou je dit bezien vanuit de ACT als het gaat om het observerend zelf?

Antwoord

Het ligt vaak iets genuanceerder. Mensen willen zichzelf beter leren begrijpen en antwoord op de vraag waarom ze zich in bepaalde situaties op een bepaalde manier gedragen. Maar in essentie zijn ze op zoek naar een vraag die gaat over zelf-als-beschrijving: ‘ik ben iemand die zo en zo is geworden door die en die ervaring’. Een ‘hoger’ doel in therapie zou zijn dat iemand kan zien dat zijn identiteit bestaat uit beschrijvingen van zichzelf, en dat hij meer is dan elke beschrijving die hij van zichzelf heeft. Dat hij simpelweg ‘is’ en dat dat in zichzelf goed genoeg is. Ieder mens is inherent goed. Toegegeven, ook nu maak ik er een beschrijving van en hang ik er een oordeel aan! Al lijk dat wel de essentie te zijn van het ‘zijn’: dat ieder mens inherent goed is, ook al kan hij ‘slecht’ gedrag vertonen.

Praktijksituatie 6
Merk eens op bij jezelf hoe je jezelf zou beschrijven en wat het lezen van deze blog doet met dit zelfbesef. Is er iets veranderd?

Antwoord

Bijvoorbeeld: Bij het beschrijven van mezelf merk ik dat ik vaak denk in termen van mijn gedachten, gevoelens en gedragingen. Na het lezen van de blog over ‘zelf-als-context’ besef ik dat er een onderscheid is tussen deze ervaringen en het deel van mij dat deze ervaringen observeert, ook wel het ‘observerende zelf’ genoemd. Dit inzicht heeft mijn zelfbesef verruimd; ik begrijp nu dat ik meer ben dan mijn gedachten en gevoelens alleen, en dat ik vanuit dit observerende zelf met meer acceptatie en flexibiliteit naar mijn ervaringen kan kijken.

Praktijksituatie 7
Vraag: Theo is bouwvakker en niet zo bezig met het concept van ‘zelf’. Hij heeft hier nog nooit over nagedacht. Hoe zou je hem kunnen helpen het vermogen om stil te staan bij zichzelf te vergroten?

Antwoord

Je kan klein beginnen door te beginnen bij het hier-en-nu. Kan hij opmerken dat hij op de stoel zit? Dat hij jouw stem hoort terwijl je praat? Dat zijn ademhaling op en neer gaat? Het zijn basisinterventies om de focus van ‘buiten’ naar ‘binnen’ te richten en zijn vermogen om dingen op te merken (ipv vanuit automatische piloot door te blijven gaan en problemen te krijgen) te ontwikkelen.

Praktijksituatie 8
Vraag: wat is de reden dat het ontwikkelen van een observerend zelf eerder kan worden gezien als een onhaalbaar doel dan een daadwerkelijk streven om te bereiken in therapie?

Antwoord

Het vergt jarenlange introspectie en een vergevorderd begrip van wat ‘zelf’ is en wat ‘defusie’ inhoudt om dit te bereiken. Therapie gaat veel vaker over problemen en wat iemand in z’n dagelijks leven aan gedrag anders zou kunnen doen – therapie is vaak gebaseerd op gedragsverandering (ook ACT) in plaats van transcendentie. Het begrijpen van de concepten helpen echter wel om meer flexibel te kunnen denken.

Praktijksituatie 9
Vraag: heb je patiënten in je caseload waarbij je twijfelt of dit aanslaat? Zo ja, kan je vertellen waar dat aan ligt?

Antwoord

Antwoord Gerrie: mensen met een verminderd cognitief vermogen/laagbegaafdheid pikken dit niet zo snel op is mijn ervaring.

Praktijksituatie 10
Vraag: wat is het belangrijkste doel van het aandacht besteden aan het observerend zelf?

Antwoord

De patiënt flexibel naar zichzelf, anderen en de wereld leren kijken. Het overkoepelende idee van ACT dus!

🙋Stel je eigen vraag aan Gerrie!

Loop je zelf tegen situaties aan in de praktijk waar je niet uitkomt? Stel je vraag direct aan Gerrie Bloothoofd door te mailen naar redactie@vlokhovenopleidingen.nl. Hij zal je persoonlijk helpen met jouw praktijksituatie.

Categorie: Blog Oefenmateriaal

Naar kennisbank