Remke van Staveren Vlokhoven Opleidingen

Verantwoord afbouwen van psychofarmaca, psychiater Remke van Staveren legt uit hoe: ‘Cliënten kunnen psychologische hulp goed gebruiken’

Miljoenen Nederlanders slikken medicijnen voor psychische klachten als antidepressiva, antipsychotica, slaap- en kalmeringsmiddelen, en stemmingsstabilisatoren als lithium en ADHD-medicatie. Psychofarmaca zijn een zegen als ze iemand snel uit een diepe mentale crisis halen, maar kunnen ook een vloek zijn. Psychiater Remke van Staveren schreef het publieksboek ‘Minder slikken’. Daarin legt ze uit waarom minder slikken meestal beter is en hoe je het beste kunt afbouwen. Ook geeft ze tips hoe je als psycholoog bij kunt dragen aan medicatieafbouw bij cliënten. 

Illustraties door Zowie van den Goorbergh

Voor de mensen die het boek nog niet gelezen hebben: waar gaat het boek over?

Het gaat over het verantwoord afbouwen van psychofarmaca. Je kunt hierbij denken aan antidepressiva, antipsychotica, slaap- en kalmeringsmiddelen, stemmingsstabilisatoren, maar ook ADHD-medicatie. En met verantwoord afbouwen bedoel ik minderen naar een zo laag mogelijke, maar nog wel werkzame dosering. Om vervolgens als het kan, en de cliënt dit wilt, minderen om te stoppen.

Er zijn meerdere boeken over medicatie afbouwen te vinden. Waarom zouden mensen juist dit boek moeten lezen? 

Het boek gaat niet alleen over ‘waarom’ je moet stoppen, maar ook vooral ‘hoe’. Tot nu toe ontbreekt het ‘hoe’ in andere boeken.

Boek 'Minder slikken' Remke van Staveren

Het boek ‘Minder slikken’

Meer dan drie miljoen mensen in Nederland slikken psychomedicatie. Een behoorlijk getal. Hoe kijk jij hiernaar? 

Hoewel we niet zeker weten hoeveel mensen in Nederland daadwerkelijk psychofarmaca slikken, weten we wel dat het er heel veel zijn. Het zijn er ook steeds meer. Dus dat is echt heel erg verontrustend. Vooral omdat er geen toename is van ernstige psychiatrische aandoeningen.

Hoe verklaar jij deze toename in het voorschrijven van medicijnen?  

Het is een hypothese; maar ik denk dat het voor een deel te maken heeft met het maakbaarheidsideaal. Dat als je een pil slikt je klachten snel opgelost worden. En voor een deel misschien ook tijdgebrek van huisartsen en psychiaters. Het is veel makkelijker om een recept uit te schrijven dan psychotherapie op te starten. 

Daarnaast kan het ook te maken hebben met de wachttijden in de GGZ. Huisartsen zijn verreweg de grootste groep voorschrijvers. Als zij proberen door te verwijzen naar de GGZ of de sGGZ, dan stuiten ze op hele lange wachtlijsten. Terwijl mensen met een hulpvraag ernstig lijden aan depressie of een angststoornis. In zo’n geval is het natuurlijk logisch dat ze gaan voorschrijven. Al die dingen bij elkaar maken dat we te veel slikken en te weinig afbouwen.

Dus we slikken te lang door. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat we minder slikken? En vooral: wie is hier verantwoordelijk voor? 

De cliënt is de belangrijkste bepalende factor in dit opzicht. Bij heel veel psychische klachten is het zo dat een cliënt op grond van de juiste informatie een weloverwogen keuze moet kunnen maken. Artsen en psychologen zijn verantwoordelijk voor een goede informatievoorziening. De cliënt moet betrokken worden in het beslissingsproces.

Pillen domino

En hoe kan je een cliënt het beste hierbij betrekken? 

De hulpverlener heeft misschien verstand van de klachten en van therapie, maar die kan niet zonder informatie van een cliënt. Een cliënt kent zichzelf en zijn eigen omstandigheden als geen ander. Een ideaal waar we naartoe willen werken is ‘samen beslissen’ of, in geval van medicijnen ‘geïnformeerde keuze’. Hierbij kijken de zorgprofessional en cliënt (liefst samen met een naaste) samen welke zorg het beste bij de cliënt past, zodat de zorg zoveel mogelijk aansluit bij de situatie en behoeftes van de cliënt. Uiteindelijk kiest de cliënt. 

“De hulpverlener heeft misschien verstand van de klachten en van therapie, maar die kan niet zonder informatie van een cliënt.”

Medicijnen zijn vaak een ‘quick fix’ en veel bijwerkingen zijn pas op de lange termijn merkbaar. In de media lees je bijvoorbeeld over oneigenlijk Ritalin gebruik. Herken je dit? 

Ik heb een tijdje gewerkt voor PsyQ en daar kwam ik vaak in aanraking met mensen met klachten van ADHD. Veel mensen kwamen specifiek voor medicatie. Dit vond ik best lastig omdat PsyQ een heel psycho-educatie programma heeft voor het leren omgaan met de klachten. ADHD medicatie werkt in het begin vaak fantastisch. Vooral de eerste keer dat iemand slikt, denkt iemand ‘Oh is dit hoe andere mensen denken. Wat heerlijk.’, maar dat slijt al snel naarmate je hersenen wennen aan het middel.

Er zijn dus behoorlijk wat bijwerkingen én er treedt gewenning op. Zou je eigenlijk helemaal niet aan medicatie moeten beginnen?

Het is maar net wat voor klachten je hebt. Het scheelt nogal of je aan een ernstige depressie lijdt, een angststoornis hebt of knetter psychotisch bent. Dan is het vaak heel verstandig om – tijdelijk- medicatie te gebruiken. Psychomedicatie kan goed en snel helpen. Veel sneller dan psychotherapie. Ook dat wordt wel eens betwist, maar eerlijk gezegd ga ik gewoon af op de wetenschappelijke evidentie die er inmiddels bestaat. Medicatie kan beter werken dan placebo. Dat is ook iets wat ik in de praktijk terugzie.

Zowel medicatie als psychotherapie hebben dus hun eigen voordelen. Hoe weet je wanneer je welke behandelmethode in moet zetten?

Medicatie kan in het begin enorm helpen. En als iemand dan enigszins hersteld is van die zwaarste klachten, dan komt er ook ruimte om aan zichzelf te werken en psychotherapie te volgen. Maar naarmate de tijd vordert gaat de medicatie tegenwerken. Dit komt omdat je bij de meeste psychofarmaca een demping hebt. Je komt moeilijker in contact met je eigen gedachten en gevoelens, en dat maakt psychotherapie ook lastiger. Bovendien heb je bijwerkingen naarmate je meer gebruikt. Dus je moet eigenlijk nadat de eerste crisis voorbij is, gaan minderen naar de laagste effectieve dosering. Of minderen tot volledig stoppen.

Gebeurt het ook zo in de praktijk?

Nee, in de praktijk gebeurt dit vaak niet. Mensen gaan door in hun hoge dosering die ze tijdens hun crisis hebben gekregen en ze zijn bang om te stoppen omdat ze geen zin hebben in een terugval. Wat ook vaak gebeurt als je te snel met medicatie stopt.

Dat klinkt als een hele uitdaging voor medicijngebruikers. Op welke vlakken kunnen psychologen ondersteuning bieden bij het afbouwen?

Ik denk dat psychologen heel veel kunnen doen bij het afbouwen. Ik hoop niet dat ze denken: ‘Help, ik weet niets van medicatie. Hier heb ik niet voor doorgeleerd, dat is echt iets voor de dokter’. Ontwenningsverschijnselen zijn vaak lichamelijk van aard. Soms lijkt het net of je griep krijgt. Daarnaast kan je slaapklachten krijgen. Maar bij het afbouwen komen ook vaak allerlei emoties los. Ze kunnen een enorm effect hebben op hoe stabiel iemand is. Cliënten hebben daar echt psychologische hulp bij nodig.

“Bij het afbouwen kan iemand in een emotionele achtbaan terechtkomen. Cliënten hebben daar echt psychologische hulp bij nodig.”

En ook bij het nocebo-effect. Veel cliënten en hun naasten zijn bang voor terugval. Bij slaapklachten kan cognitieve gedragstherapie enorm goed helpen. CGTi bijvoorbeeld is een speciale cognitieve therapie voor insomnia, die bewezen effectief is bij slaapstoornissen en veel beter werkt dan slaapmedicatie. Dus er zijn vele vlakken waarop psychologen goed werk kunnen doen om iemand te begeleiden bij afbouwen.

Voor de psychologen die meer willen weten; heb je tips om je laagdrempelig te verdiepen? 

Dit is vragen naar de bekende weg, want ik vind mijn boek – als ik even heel onbescheiden mag zijn – heel goed leesbaar voor niet-medisch onderlegde zorgverleners. Mijn insteek is in ieder geval geweest om het voor cliënten en hun naasten te schrijven. Als je het boek als psycholoog leest ben je goed op de hoogte van wat er met jouw cliënt kan gebeuren als die gaat afbouwen. Zeker bij de laatste loodjes, want die zijn het zwaarst. In sommige gevallen weet je dan zelfs meer dan de gemiddelde huisarts of psychiater. Het is schrikbarend hoe weinig artsen eigenlijk weten van afbouwen.

Een laatste advies dat je behandelaren mee wilt geven? 

Wordt vooral niet onzeker van afbouwen. We hebben elkaar juist nodig. Een cliënt die aan het afbouwen is kan heel goed de begeleiding gebruiken van zijn behandelaar, vooral als jullie elkaar al langer kennen. Let vooral op de emotionele achtbaan waar mensen in terecht kunnen komen als de demping van medicatie wegvalt. En betrek ook naasten bij het proces. Zonder naasten wordt het afbouwen wel heel erg lastig. Alle neuzen moeten dezelfde kant opstaan. Het doel is een betere gezondheid en meer kwaliteit van leven. Het minderen en eventueel stoppen van medicatie hoort net zo goed bij behandeling in de ggz als het opstarten en doorgaan.   

 

Geleidelijk afbouwen, hoe doe je dat samen met een cliënt? Vier belangrijke tips voor behandelaren:

  1. Respecteer de keuze van je cliënt, ook als jij iets anders zou kiezen. Jij als therapeut bent niet de ‘baas’ over de pillen. De cliënt bepaalt wat hij of zij wel of niet slikt. Daar zijn maar weinig uitzonderingen op.
  2. Wees laagdrempelig bereikbaar, al is het ‘maar’ voor een luisterend oor. Afbouwen kan heel, heel lastig zijn. 
  3. Houd er rekening mee dat de demping wegvalt en cliënten voor het eerst in maanden tot jaren weer gaan voelen. Dat kan heel fijn zijn, maar soms komen het onderliggend trauma of andere problemen in volle hevigheid terug. 
  4. Laat je niet afschrikken door het medische aspect. Na het lezen van Minder Slikken weet je vaak minstens evenveel als de gemiddelde arts over verantwoord afbouwen van psychofarmaca.
 
Categorie: Interview

Naar kennisbank