Onlangs realiseerde ik me echter dat ik het niet alleen veel raakvlakken heeft met mij als persoon, maar ook met mijn werk als wijkverpleegkundige en mijn studie psychologie.
“Globale structuur werkt voor mij prettig, als ik daar tussendoor maar mag improviseren.”
Om te beginnen, wat is improviseren eigenlijk?
Definitie uit de Van Dale: im·pro·vi·se·ren (improviseerde, heeft geïmproviseerd) onvoorbereid iets doen of maken, dichten, een redevoering houden of musiceren.
Wikipedia voegt hieraan toe: “Het begrip improvisatie wordt daarnaast ook gebruikt om het verschil met routinematig of projectmatig werken te benadrukken. Improviserend werken staat hier voor werkzaamheden waarbij vooraf alleen duidelijk is hoeveel tijd (uren, dagen etc.) en middelen (menskracht, geld, materiaal etc) beschikbaar zijn. Bij de start kan dus niet worden aangegeven wat het resultaat zal zijn.“
In mijn werk als wijkverpleegkundige kom ik bij mensen thuis die zorg nodig hebben. Bij het eerste moment dat ik de cliënt bezoek, heb ik alleen wat algemene gegevens en wat beknopte medische informatie. Redelijk onvoorbereid stap ik dus een huis binnen, zonder dat ik weet wat ik aan ga treffen. Ik ga het gesprek aan met de cliënt, stem mijn communicatie af op het communicatieniveau van de cliënt, stel veel vragen en inventariseer wat er nodig is aan zorg. Elk huis en elk huishouden is anders. Ik kom in huizen waar het brandschoon is en de cliënt wil dat ik mijn schoenen uitdoe. Ik kom in sterk vervuilde huizen waar ik moeite moet doen om een plek te vinden om te kunnen zitten. En verder alles wat daar tussenin zit. Het komt regelmatig voor dat er niet de juiste hulpmiddelen aanwezig zijn om iemand te helpen en ik andere oplossingen moet bedenken. Hoe was je iemands haren als de cliënt niet naar de badkamer kan komen? Wat doe je als iemand blijkt te zijn gevallen en je hem niet alleen overeind krijgt? Een groot gedeelte van mijn werk is onvoorspelbaar en vraagt dus om improvisatie.
En zo is het ook in de psychologiepraktijk. Een cliënt komt binnen met minimale informatie van bijvoorbeeld de huisarts. Eigenlijk weet je niets van de cliënt. We hebben allemaal wel in grote lijnen een concept in ons hoofd van het gesprek, maar alles is afhankelijk van hoe de cliënt reageert. Is hij heel open, of juist niet? Reageert hij meegaand, vijandig, of emotioneel? Het zijn allemaal factoren die zich niet laten voorspellen. Je kunt als psycholoog nog zo goed van tevoren bedenken wat je wil zeggen, welke methode je wil gebruiken en welk resultaat je wil behalen, in de praktijk kan het altijd anders lopen. Als je als psycholoog niet in staat bent om hiervan af te wijken, zal je weinig goede resultaten boeken. Wanneer je weet te improviseren en in te spelen op wat zich op dat moment aandient zal je gesprek veel organischer verlopen en zal je gemakkelijker het gewenste resultaat behalen. Hierbij zijn 2 dingen heel belangrijk: accepteren en durven falen.
We hebben allemaal wel in grote lijnen een concept in ons hoofd van het gesprek, maar alles is afhankelijk van hoe de cliënt reageert.
1. Accepteren
Accepteren, het sleutelwoord in de theatersport. Het begint bij de vraag aan het publiek: “Mag ik van jullie een beroep?”. Als iemand dan roept “brandweerman,” dan zeg je niet: “Nee, daar heb ik vandaag geen zin in.” Soms vraag je dan nog even of iemand anders nog een idee heeft, maar het liefst doe je het met het eerste wat je krijgt. En tijdens het spel kun je dan als spelers kijken hoe je dit vorm kan geven. Zo kun je heel duidelijk als brandweerman aan het blussen zijn, maar je kunt ook met je vrouw in de slaapkamer een discussie hebben over het avondeten nadat je terugkomt van je werk.
Zo is het ook in het gesprek met de cliënt. Als een cliënt zegt dat ze het wil hebben over haar moeder, dan zeg je niet dat je daar vandaag geen zin in hebt. Wel kun je vragen of er nog meer onderwerpen zijn die ze wil bespreken of het gesprek een andere kant op sturen als dat zinvol lijkt. Je accepteert dus het onderwerp wat de cliënt aandraagt en speelt daarmee. Het onderwerp kan mogelijk een inleiding zijn voor een gesprek dat leidt tot een heel ander onderwerp of probleem.
Tijdens mijn coachopleiding heb ik me erg afgezet tegen alle theoretisch modellen. Ik wilde vrij en open het gesprek ingaan en het voelde alsof al die vooropgezette modellen en technieken me hierin belemmerden. Inmiddels zie ik de meerwaarde er wel van in, omdat je zonder deze modellen het gevaar loopt te blijven hangen in de explorerende fase. Het geeft ook een houvast in het gesprek. Toch vind ik het fijn om mezelf de toestemming te geven om af te kijken als blijkt dat het gesprek niet werkt. Zonder meteen het gevoel te hebben dat ik het niet goed doe. Dat is ook improviseren. Kijken wat zich aandient en daarop inspelen.
2. Durven falen
Mijn eerste lessen in theatersport stonden in het teken van falen. “Je kunt pas stralen als je durft te falen,” is een spreuk die me vanaf het begin is bijgebleven. We kregen moeilijke oefeningen waarbij je al van tevoren wist dat dat niet foutloos te doen was. Voor het publiek is het helemaal niet leuk als alles goed gaat en bovendien helpt zelfspot om niet te streng te zijn voor jezelf. Wanneer je durft te lachen en te genieten van de dingen die fout gaan ben je vrij om te ontdekken wat er allemaal mogelijk is. Alleen dan kun je groeien in je rol als theatersporter, maar ook in je rol als psycholoog. Wanneer je continu bang bent om iets verkeerd te doen, zal je steeds voor de keurige en veilige weg kiezen. Durf als psycholoog dus ook dingen uit te proberen, laat de verwachtingen los die je van tevoren had en reken jezelf er niet op af als het niet ging zoals je had gehoopt. Lach erom en leer ervan. Lach ook gerust samen met de cliënt om dingen die anders lopen dan gedacht. Humor is een heel sterk middel om spanning te doorbreken of om zware dingen iets minder zwaar te maken.
Ik kom als wijkverpleegkundige bij ernstig zieke mensen, kwetsbare mensen, stervende mensen, en niets bindt of ontspant meer dan op het juiste moment samen te lachen om dingen die niet helemaal gaan zoals we hadden verwacht.
Ik ben nog geen geoefende theatersporter en zeker geen ervaren psycholoog. Mijn gesprekken lopen lang niet altijd vlekkeloos. Zo ging het helemaal mis bij het vak seksuologie. Ik kreeg een hele lijst met vragen die gesteld moesten worden en was hier zo op gefocust dat ik geen ruimte meer had om echte een band op te bouwen met de cliënt. Het lukt me niet om haar zich veilig te laten voelen en aan te sluiten bij de emoties die er op dat moment waren. Dit resulteerde erin dat ik aan het eind van het gesprek intieme vragen had gesteld waar ik heel kort antwoord op kreeg en ik geen idee had van wat het werkelijke probleem was. De cliënt had zich totaal niet veilig gevoeld om dat te delen.
Als ik video’s terugkijk van gesprekken die ik heb gevoerd, waren de meest succesvolle gesprekken de gesprekken waarbij ik ontspannen en vooral mezelf was. Waarbij ik werkte met wat er op dat moment gebeurde. Op die manier kon ik een goede band opbouwen met de cliënt, aansluiten bij wat er op dat moment nodig was en ter plekke bedenken hoe ik het gesprek vorm wilde geven. Globale structuur werkt voor mij prettig, als ik daar tussendoor maar mag improviseren.